De opdrogende overheidsinkomsten doen de onvermijdelijke vraag rijzen wat onze overheid zich nog kan veroorloven. Niettemin komt dat in de lopende regeringsonderhandelingen weinig tot niet aan bod. Integendeel, aan de PS zou zelfs een nieuwe vermogenswinstbelasting, de zogenaamde meerwaardebelasting, zijn toegezegd, weliswaar in ruil voor het verlagen van de roerende voorheffing, die nu 30 procent bedraagt.
Zo\’n meerwaardebelasting is een gevaarlijk idee. Naast de lage belasting op verhuur-inkomsten is het gebrek eraan zowat de enige fiscale troef die België heeft, behalve dan de zogenoemde Reynders-taks, die enkel geldt voor obligatiefondsen.
Fundamenteel is het probleem met die belasting dat ze wordt geheven op geld waarop al belasting is betaald, en nog geen beetje. In geen enkel land ter wereld wordt een alleenstaande bediende zonder kinderen zo zwaar belast als bij ons. Wanneer die persoon na vele jaren dan een deel van zijn gespaarde vermogen in aandelen investeert, zou men hem of haar dus met nog wat extra bureaucratie bezwaren, bovendien blijkbaar zonder de mogelijkheid eventuele verliezen af te trekken.
Bovendien bestaat het risico, dat men de taks op meerwaarden niet begint te berekenen vanaf het moment dat er een nieuwe regering is, ergens deze herfst, maar retroactief, op een punt dat men dus niet wist dat men deze taks zou riskeren. Zo ging dat bij de uitbreiding van de Reynders-taks in 2018 ook.
Gespaard vermogen wordt in ons land al zeer sterk belast. De impliciete belastingdruk op kapitaal liep in ons land in 2018 op tot zowat 40 procent, wat van alle Europese landen enkel in Frankrijk nog hoger is.
Ook een afgezwakte vorm van deze taks mag men niet goedkeuren. Het staat in de sterren geschreven dat een beperkt toepassingsgebied in de toekomst wordt uitgebreid, zoals bij de Reynders-taks en zoals dat altijd gaat. Dat kan weleens bijzonder ernstige gevolgen hebben voor Vlamingen, die vaak eigenaar zijn van vastgoed. Zodra die belasting bestaat, is het zoveel eenvoudiger ze ook toe te passen op meerwaarden op vastgoed, zelfs op de gezinswoning, zoals het Verenigd Koninkrijk overweegt te doen. Een pervers effect zou zijn dat mensen die hun woning verkopen, dan niet langer de middelen bezitten om een gelijkaardige woning in een gelijkaardige buurt aan te kopen.
Als de meerwaardebelasting zou worden toegepast op de waardestijging van de aandelen van kleine en middelgrote ondernemingen, zou dat bovendien ook een aanval zijn op het vrije initiatief, de innovatie en het ondernemerschap. Onze welvaart is volledig gebouwd op ondernemers die risico nemen en zich keihard inzetten, om de waarde van de aandelen in hun ondernemingen omhoog te stuwen.
De econoom Stijn Baert stelt voor zo\’n meerwaardebelasting te gebruiken om de arbeidslasten te doen dalen. Dat klinkt goed in theorie, maar in de praktijk zal het ertoe leiden dat de sociale zekerheid voor een nog groter deel door de \’algemene middelen\’ wordt gefinancierd. Een voordeel van ons systeem van sociale bijdragen is dat de overheid dat geld enkel en alleen voor de sociale zekerheid kan gebruiken. De opbrengsten van een meerwaardebelasting gaan in de grote grabbelton van de algemene middelen.
Een meerwaardebelasting of extra taksen zijn het verkeerde recept voor de relance.
De arbeidslasten verlagen is natuurlijk een goed idee, maar als dat niet gepaard gaat met een grotere rol voor de private sector in sociale-zekerheid voorzieningen, is het niet meer dan een vestzak-broekzak-operatie. De overheid wordt nu eenmaal gefinancierd door de netto bijdragende actieve bevolking, en doen alsof extra vermogenstaksen daar veel aan veranderen, is de mensen blaasjes wijsmaken. Uiteraard zullen in Brussel wel wat vermogende Fransen wonen, die relatief weinig hebben bijgedragen aan de Belgische overheid, maar met een vermogenswinstbelasting zijn die snel weer weg, wat ook niet goed zou zijn voor onze noodlijdende economie.
Ook alternatieve vormen van belastingverhoging zijn een slecht idee. Bij de komende begrotingscontrole kan men er gif op innemen dat een zoveelste verhoging van de accijnzen op tabak of alcohol zal worden overwogen. Nochtans heeft de regering daar slechte ervaringen mee. In 2017 bleek een verhoging van die accijnzen te hebben geleid tot een daling van de inkomsten. Dat komt door het Laffer-effect, genoemd naar de Amerikaanse econoom Arthur Laffer. Net zoals het duurder maken van een cinematicket van 10 tot 200 euro tot minder inkomsten voor de cinemagroep leidt, is er een punt waarop hogere taksen tot minder inkomsten leiden voor de overheid.
Het is moeilijk te voorspellen waar dat punt ligt, maar in België zijn we er in elk geval zeer dichtbij. De gekrompen economie maakt dat het nog dichterbij zal liggen dan anders. Er zou eigenlijk maar één gespreksthema mogen zijn in de nationale politiek: in welke uitgaven gaan we snijden?
Die vraag hangt nauw samen met de nood aan een staatshervorming, aangezien de beleidsdomeinen waar besparingen politiek het gevoeligst liggen, net op het federale niveau liggen: sociale zekerheid en justitie. De deelstaten zwemmen bij wijze van spreken in het geld. Er komt dus het best een nieuwe staatshervorming, waarbij de deelstaten er bevoegdheden bij krijgen zonder de navenante middelen, en waardoor ze dus eigenlijk moeten besparen op boscoaches of subsidies om Wikipedia bij te werken.
Misschien kan het echter wel allemaal zonder grote besparingen, met dank aan het verregaande monetair activisme van de Europese Centrale Bank, die door allerlei aankoopprogramma\’s en monetaire verruiming de rentelast voor onze overheid kunstmatig laag houdt, ten koste van spaarders dan wel. Gezien de penibele budgettaire situatie in andere Europese landen, zal dat wel nog een tijdje aanhouden, maar ook hieraan zit een grens. Op een bepaald moment wordt het tijd voor besparingen. Het is verstandig om niet te wachten tot men moet vaststellen dat een zoveelste verhoging van de lastendruk tot minder inkomsten heeft geleid.