Een belangrijk slachtoffer van de crisis in Oost-Europa zou de landbouw kunnen zijn, met hogere voedselprijzen tot gevolg. Oekraïne en Rusland zijn beiden zwaargewichten in de wereldwijde handel in tarwe, maïs en zonnebloemolie, waardoor kopers uit Azië tot Afrika en het Midden-Oosten kwetsbaar zijn voor duurder brood en vlees als de aanvoer wordt verstoord. Dat zou bijdragen aan de kosten van voedsel en grondstoffen die al het duurst geprijsd zijn in tien jaar.
Toen Rusland de Krim in 2014 annexeerde, stegen de tarweprijzen, hoewel de verzendingen niet substantieel werden beïnvloed. Het aandeel van Rusland en Oekraïne in de wereldexport is sindsdien toegenomen, waarbij landen als Egypte en Turkije afhankelijk zijn van de graanschuur van de Zwarte Zee. Tot nu toe stromen wordt de handel niet afgeremd en er zijn geen signalen die wijzen op significante verstoringen.
Maar mocht dat gebeuren, dan zouden de wereldwijde markten die al worstelen met slinkende graanvoorraden, nog meer tekorten kunnen zien. Spanning over de Oekraïne vormt dis een risico voor de broodprijs. Rusland is ook een van \’s werelds grootste exporteurs van alle drie de grote groepen meststoffen. Elke leveringsstop kan resulteren in een stijging van de toch al hoge voedselprijzen, die de oogstopbrengsten beïnvloeden en verdere voedselinflatie veroorzaken.