De flash-raming voor januari voor de HICP-inflatie in
het eurogebied bedroeg 8,5% jaar-op-jaar, grotendeels in overeenstemming met de
prognose van de Japanse zakenbank Nomura. Die prognose lag beneden de consensus
(Nomura: 8,4%; consensus: 8,9%), na in december op 9,2% te zijn afgevlagd. Ondertussen
bleef de kerninflatie onveranderd op 5,2% j-o-j, in tegenstelling tot de
wijdverbreide verwachting van een vertraging.
Het is vermeldenswaard dat de ECB daarentegen had
verwacht dat zowel de ‘gewone’ als de kerninflatie in januari zouden stijgen,
als gevolg van twee factoren: (i) de verwachting dat energiebedrijven hun
prijzen zouden verhogen ondanks lagere aardgasprijzen; en (ii) een grotere
doorwerking in de kernprijzen van de nog steeds hoge energieprijzen (dit hoewel
ze over hun hoogtepunt heen zijn).
De gewogen kerninflatie op maandbasis (d.w.z. de
procentuele verandering van de prijzen per maand ten opzichte van het
gemiddelde in dezelfde maand over de periode 2015-2019) steeg aanzienlijk tot
0,9 pp in januari, van slechts 0,2 pp in december, en tegenover een gemiddelde
van 0,4 pp in H2 2022.
De gewone maandelijkse kerninflatie werd in december
grotendeels gedreven door de kerngoederenprijzen, hoewel de dienstenprijzen ook
een belangrijke rol speelden. Volgens Nomura is er een wezenlijk risico van
verdere doorwerking en een aanhoudende stijging van de kernprijzen in februari
en maart. Een belangrijke vraag in de gegevens van de komende maanden zal zijn
of dit niveau van overmatige inflatie een aanhoudend probleem blijft, ja of nee.
Bovendien is er het risico op een recessie. Komt die
er of niet? In ieder geval daalt de inflatie daalt niet zomaar. Prijsstijgingen
gebeuren steeds vlugger dan prijsdalingen. Bovendien laten de bedrijven de
extra winsten niet zomaar vallen! Het ziet er volgens ons dus niet naar uit dat
de strijd tegen de inflatie al is gestreden.