Een van de
overkoepelende marktthema’s dit jaar – afgezien van de hype rond kunstmatige
intelligentie – is dat beleggers gretig gretig uitkijken naar de aankondiging dat
de Federal Reserve eindelijk een einde zou aankondigen aan haar cyclus van
renteverhogingen, om vervolgens dat optimisme de kop in te drukken.
Het lijdt geen twijfel
dat de Amerikaanse centrale bank het einde nadert van haar missie om de
inflatie terug te dringen. De werkelijke druk op de consumentenprijzen neemt
snel af, dankzij een daling van de voedsel- en energieprijzen op grote schaal.
De totale inflatie steeg in juli met 3,2% op jaarbasis – ver verwijderd van de
9,1% van afgelopen juni – en benadert de doelstelling van 2% van de Fed.
Maar er zijn niettemin
een paar gemakkelijk herkenbare haken en ogen die het beeld vertroebelen.
De inflatie, zoals
weerspiegeld in het favoriete datapunt van de Fed – de kernindex voor de
persoonlijke consumptie van uitgaven (PCE) – bedraagt 4,1%, na in februari 2022
een piek te hebben bereikt van 5,4%.
De economie genereert
niet zo snel banen als een jaar geleden, maar zal in augustus naar verwachting nog
eens 170.000 banen toevoegd hebben, wat betekent dat er sinds de diepten van de
COVID-19-crisis in april 2020ruim 25 miljoen werknemers aan de niet-agrarische
loonlijsten zullen zijn toegevoegd.
En cruciaal is dat
Fed-voorzitter Jerome Powell opnieuw de mantra van ‘hoger voor langer’ heeft
bekrachtigd die dit jaar ten grondslag ligt aan de meeste van zijn communicatie
en die van zijn functionarissen, ongeacht hoeveel marktdeelnemers op een ander
scenario hopen.
Jerome Powell stelt het
klaar en duidelijk: No retreat, no surrender wat de strijd tegen de inflatie
betreft. Vorige week in Jackson Hole werd nogmaals duidelijk dat er niet
gerekend moet worden op een snelle verlaging van de rentevoeten in de VS: